Het is salaai, het blijft salaai

Ad Pollux

 

‘t Lampegat staat op zijn kop,

het is een dolle stad,

En met de hofkapel voorop

gaan wij een dag of wat

Weer samen lekker aan de zwier,

de zorgen gaan opzij.

Het is maar een keer carnaval

en daarom zingen wij:

Refrein:

Het is salaai, het blijft salaai,

geen zorgen of gemier.

Het is salaai, het blijft salaai,

wij gaan weer aan de zwier.

Er is geen bliksem aan te doen,

want in onze stoplicht-stad,

in ons Lampegat.

Er is geen bliksem aan te doen,

Want bij ons staat weer

de gekke golf op groen.

De Raad van Elf is weer compleet,

dat wordt ‘n hels kabaal,

En bij de allereerste kreet

ontploft de hele zaal,

En komt de kletser in de buut

weer in z’n element,

ZDH Prins Lambertus Bromoliejanus.

Dan wordt het gieren, gillen

en dan zingt de hele tent:

Refrein:

Wij breken door, wij breken af,

wij handelen in grond.

En alle ‘vullis’ van de stad,

die slingert in het rond,

En onze raad die weet geen raad,

die heeft het toch zo zwaar,

Och was het maar ‘n raad van Elf,

dan kwam ’t voor elkaar.

Refrein:

In 1964 werd het besluit genomen het Lampegatse carnaval jaarlijks een motto te geven.

In het Eindhovens Dagblad van 4 januari stond te lezen dat ook in Eindhoven één officiële Prins Carnaval moest zijn. Althans dat zei FEC-voorzitter Jan Kuhr tijdens de bekendmaking van het Eindhovense carnavalslied.

De winnaar van het Vastenavondlied, gekozen uit zestien inzendingen, was Ad Pollux in successie.